U bent hier : Home / Blog / Academische rituelen: toga’s, votum en lofverheffing aan de VU
1 april 2016
Tot de (eigen)aardigheden van universiteiten behoren de plechtige bijeenkomsten die plaatsvinden ter gelegenheid van de opening van het academisch jaar, bij de Dies Natalis, de promoties, en oraties. Deze bijeenkomsten volgen een vast en stijlvol protocol. Een cortège van hoogleraren, met voorop de pedel met staf, trekt in toga de aula in, en er wordt een aantal standaardformuleringen gebruikt ter opening en sluiting van de bijeenkomsten en rondom de promotie. Bij alle universiteiten gaat dit ongeveer hetzelfde, maar er zijn ook opvallende verschillen: de toga’s, de kledingvoorschriften voor de promovendi, maar ook de formules die worden uitgesproken zijn overal net even anders.
Door: Ab Flipse
Academische rituelen
Sommige van deze rituelen zijn nauwkeurig vastgelegd in de reglementen van de universiteit; soms is ook sprake van ongeschreven regels of mores, die overigens niet minder precies worden gevolgd. Het is dan vaak lastiger te achterhalen wanneer en waarom bepaalde gebruiken zijn ingevoerd, en hoe ze zich in de loop der tijd hebben ontwikkeld. Universiteitshistorisch overigens minstens zo interessant.
Zijn dergelijke academische rituelen alleen maar een overblijfsel uit het verleden? Misschien is er meer aan de hand. Universiteiten lijken tegenwoordig, méér dan enkele tientallen jaren geleden, te hechten aan dergelijke tradities, zo merkte de Utrechtse universiteitshistoricus Leen Dorsman onlangs op. Juist de grandeur van de traditie biedt enig tegenwicht tegen de massaliteit, de bureaucratie, en het bedrijfsmatige van de huidige universiteit. Met de rituelen wordt de band met het eeuwenoude historie van universiteiten onderstreept. Bovendien kan een universiteit het verschil met andere universiteiten accentueren. In Nederland kent vooral de Universiteit Leiden een overdaad aan dergelijke eigenaardige mores, die volgens de Leidse universiteitshistoricus Willem Otterspeer een ding duidelijk willen maken: 'de Leidse universiteit is de oudste en de eerste'. Andere universiteiten willen hier niet voor onderdoen en koesteren hun eigen rituelen. Zo ook de Vrije Universiteit Amsterdam.
Toga’s
Op een van de eerste vergaderingen van de Senaat van de VU, op 29 september 1880, werd een besluit genomen dat tot op vandaag zichtbaar is. Er werd toen gesproken over de openingsbijeenkomst van de universiteit. Moest de centrale redevoering bijvoorbeeld in het Latijn worden gehouden? (Dat zou uiteindelijk niet gebeuren, want men wilde niet alleen geleerden, maar ook een breed publiek bereiken). Ook vroeg men zich af of de VU-hoogleraren, wanneer zij in het openbaar optreden, een toga moesten dragen. Abraham Kuyper was een groot voorstander van de toga. Anderen hadden aarzelingen. In de notulen lezen we het besluit: 'Na nog eenige bespreking wordt besloten tot het dragen van toga en baret, naar het model dat ook te Leiden in zwang is.' En aldus geschiedde; op de Dies Natalis, 20 oktober 1880 in de Nieuwe Kerk op de Dam, en tijdens alle plechtigheden die sindsdien zijn gehouden.
De VU-toga’s zijn dus gemodelleerd naar de Leidse: sober zwart laken, geen witte bef, geen knopen en geen kleurtjes, zoals bijvoorbeeld de UvA heeft. Vanwaar deze keuze voor het ‘Leidse model’? Ongetwijfeld speelde mee dat Kuyper en medestichter F.L. Rutgers zelf in Leiden gestudeerd hadden. Daarnaast dat Kuyper de Vrije Universiteit graag spiegelde aan de Leidse Universiteit: Leiden was volgens Kuyper ooit het calvinistische bolwerk van de vrijheid geweest dat de VU zou moeten worden. Bijkomend voordeel: Rutgers kon de toga van zijn vader dragen die hoogleraar in Leiden was geweest.
Het ging de VU er dus niet alleen om het verschil met andere universiteiten te benadrukken, maar juist ook de overeenkomst te laten zien. Men wilde als nieuwe universiteit serieus genomen worden en voegde zich naar de bestaande gebruiken. Iets vergelijkbaars zie je bij de universiteiten die jonger zijn dan de VU. Die gaan op zoek naar een eigentijdse identiteit, maar kiezen ook voor rituelen die een grote ouderdom suggereren.
Votum en lofverheffing
De Vrije Universiteit kreeg dus dezelfde toga als Leiden. Maar aan de VU ontstonden ook onderscheidende rituelen. Een voorbeeld daarvan is de manier waarop de plechtigheden aan de Vrije Universiteit werden en worden geopend en gesloten. De rector of voorzitter begint met het uitspreken van een ‘votum’, woorden van ‘toewijding’: “Onze hulp is in de naam des Heren, die hemel en aarde gemaakt heeft”. Deze tekst is afkomstig uit de Bijbel, psalm 124, vers 8 en wordt ook uitgesproken bij religieuze bijeenkomsten als kerkdiensten. Als lofverheffing (of doxologie), waarmee de bijeenkomsten worden gesloten, klinken tegenwoordig deze woorden: 'De naam des Heren zij geprezen, van nu aan tot in eeuwigheid' (psalm 113:2).
Waar komt dit gebruik vandaan? Dat heeft uiteraard te maken met de religieuze wortels van de VU en we moeten ervoor terug naar de Dies Natalis in 1880. Deze plechtigheid werd geleid door de president-curator ds. J.W. Felix, die als opening een votum uitsprak, de woorden die ook nu nog gebruikt worden. Daarna werden de officiële stichtingsdocumenten voorgelezen door de president-directeur Willem Hovy. Kuyper hield tijdens deze bijeenkomst de rede ‘Souvereiniteit in eigen kring’, en daarna volgden nog enkele toespraken. De bijeenkomst werd met gebed besloten.
Enige tijd later werd er een Huishoudelijk Reglement van de Senaat opgesteld, waarin werd vastgelegd dat alle openbare vergaderingen zouden worden aangevangen met het daartoe vastgestelde votum en gesloten met de lofverheffing. Begin jaren vijftig werd nog toegevoegd dat in speciale gevallen het votum kon worden vervangen door het zogenaamde ‘gebed voor de universiteit’. Dat gebeurde bijvoorbeeld bij lustra van de universiteit.
College van decanen
Verantwoordelijk voor protocol was vanaf de stichting de Senaat (dat wil zeggen: alle hoogleraren): de plechtige bijeenkomsten waren immers ‘openbare vergaderingen van de senaat’. Bij de ingrijpende bestuurshervorming van 1972 (invoering WUB) werden verschillende bestuurlijke taken van de Senaat overgenomen door de Universiteitsraad en het College van Bestuur. Het College van Decanen werd echter verantwoordelijk voor de plechtige bijeenkomsten en het daarbij behorende protocol. Deze openbare vergaderingen van het College van Decanen hielden na 1972 dezelfde structuur als die van de Senaat en werden dus omlijst met het votum en lofverheffing.
Er zijn sindsdien wel veranderingen aangebracht in het protocol. In de jaren tachtig werden de promotieformules bijvoorbeeld ‘gemoderniseerd’. Ook de tekst van de lofverheffing veranderde. Deze luidde aanvankelijk ‘De enige en Drie-enige God zij toegebracht dank en aanbidding, nu en in alle eeuwigheid’. Eind jaren tachtig werd ze aangepast in de huidige formulering. De woorden van het votum bleven al die tijd ongewijzigd. Niet verwonderlijk omdat dezelfde woorden ook – in het Latijn – zijn verwerkt in het zegel van de universiteit, de ‘Maagd in de tuin’: Auxilium Nostrum in Nomine Domine. Bovendien is de tekst, in oud Nederlands, te lezen op het houten schild dat in de katheder voor in de aula is verwerkt.
Zichtbaar
Waar plechtigheden van veel universiteiten plaatsvinden in een historisch Academiegebouw, gebruikt de VU de aula van het Hoofdgebouw. Dit gebouw werd geopend in 1973 en het drukt weinig uit van de historie van de universiteit. Daarom zijn aan de VU dergelijke rituelen misschien wel belangrijker dan bij andere universiteiten. Ze kunnen iets zichtbaar maken van de inmiddels respectabele leeftijd en eigen traditie van de Vrije Universiteit.
Zie hier voor een overzicht van symbolen en rituelen.
Bronnen
Archief Vrije Universiteit: Notulen Senaat, Notulen College van Decanen: archieftoegang
‘Academische tradities zijn weer hot’, interview met Leens Dorsman, DUB: Onafhankelijk medium van de Universiteit Utrecht, 28 juni 2012
Klaas van Berkel, Academisch leven - Over geschiedenis, karakter en veerkracht van de Nederlandse universiteit (Amsterdam 2009)
Willem Otterspeer, ‘Over tradities en mores aan de Leidse universiteit en een vergelijking met Utrecht’, Universitaire folklore en rituelen, Utrechtse Historische Cahiers, 18 (1997), pp. 33-40.
J. Roelink, Vijfenzeventig jaar Vrije Universiteit 1880/1955. Gedenkboek bij het vijf en zeventig-jarig bestaan der Vrije Universiteit te Amsterdam (Kampen 1955)
Ab Flipse is universiteitshistoricus van de Vrije Universiteit