4 september 2016
Op de eerste maandag in september houden de meeste Nederlandse universiteiten hun ‘opening van het academisch jaar’. Deze bijeenkomsten krijgen de nodige aandacht in de media en er bestaat zelfs een heuse hashtag voor (#oaj). De ‘opening’ lijkt net zo’n traditie te zijn als de Dies Natalis, de herdenking van de stichtingsdag van de universiteit. Toch heeft de opening van het academisch jaar een wat andere historie, die meer variatie vertoont. Een korte schets van de veranderingen aan de Vrije Universiteit.
Door: Ab Flipse
De opening der lessen
In de eerste decennia na de stichting van de VU in 1880 was de ‘opening der lessen’, zoals het toen heette, een min of meer informele ontmoeting tussen de hoogleraren en de studenten. De studenten keerden na de ‘groote vacantie’ terug naar de universiteit. Die vakantie was destijds inderdaad nogal ‘groot’: ze begon in juni en duurde tot eind september, waarna de heimwee naar ‘het gelukkig academieleven’ de studenten zowat teveel werd. Althans, zo memoreerde Abraham Kuyper zijn eigen studententijd (in Leiden) tegenover de VU-studenten:
‘En als dan eindelijk de dag naakte, dat we naar onze Alma Mater terugtogen, en er de oude collegezalen terug zagen en de oude commilitones terugvonden, dan ja, waren zelfs onze professoren ons een oogenblik lief op hun katheder geworden, en we waren blij ze terug te zien, die mannen, onder wier dictaat we soms zoo hard gezwoegd hadden, en die van achter de examentafel ons soms inquisiteurs leken in levenden lijve. Een besef, dat die Universiteit toch ons eigenlijk leven was en dat we in dat academieleven toch ons eigenlijk element terugvonden, doortintelde onze aderen; en met een geestdrift, alsof nu alles voor den wind zou gaan, en met een moed, alsof we dapperder dan ooit studeeren zouden, vingen we onbezorgd en dorstend naar meerder kennis den nieuwen cursus aan.’ (Uit: Abraham Kuyper, Scolastica, ’t Geheim van echte studie, 1889)
Elk jaar sprak de prorector – de hoogleraar die het jaar ervoor het rectoraat had vervuld – een welkomstwoord tot de studenten. De bijeenkomsten konden zo informeel niet zijn, of de prorector maakte van de gelegenheid gebruik om de studenten alvast enige wijze lessen op het hart te drukken. Geleidelijk groeide deze toespraakjes dan ook uit tot doorwrochte redevoeringen. Zo sprak J. Woltjer ter opening van de cursus 1886/87 over het onderwerp ‘Tucht en wetenschap’, waarbij hij de ‘heeren studenten’ niet alleen waarschuwde voor de ‘klippen’ van ontucht, hoererij en dronkenschap, maar ook uitgebreid inging op de vraag ‘Wat is wetenschap?’ Ook Abraham Kuyper sprak over wezen en doel van wetenschap en studie: in 1889 onder de titel ‘Scolastica: of ’t geheim van echte studie’ en in 1900 over ‘Scolastica II. Om het zoeken of om het vinden, of het doel van echte studie’. Beide lezingen werden vervolgens als brochures uitgegeven. Kuypers hierin uitgewerkte gedachten weten nog steeds mensen te boeien, getuige de recente vertaling ervan in het Engels onder de titel Scholarship Two Convocation Addresses on University Life.
De overdracht van het rectoraat
Vanaf 1922 kreeg deze bijeenkomst een officiëler karakter: de opening der lessen werd nu gecombineerd met de overdracht van het rectoraat. Tot die tijd droeg de rector zijn ambt (dat destijds jaarlijks bij toerbeurt door de hoogleraren werd vervuld) op de Dies Natalis, 20 oktober, over aan zijn opvolger. In 1922 werd bepaald dat de woensdag volgend op de derde dinsdag van september het moment was waarop de zittende rector het ambt overdroeg aan zijn opvolger, waarbij hij tevens zou terugblikken op de lotgevallen van het afgelopen jaar, en de ‘lessen’ openen. Ook de overledenen werden in deze bijeenkomst herdacht. Op 20 september 1922 droeg A. Anema het rectoraat voor het eerst op deze manier over aan zijn collega P.A. Diepenhorst. Deze bijeenkomst vond niet meer plaats in het universiteitsgebouw aan de Keizersgracht, zoals daarvoor, maar in het ‘Gebouw van den Maatschappij voor den werkenden stand’ aan de Kloveniersburgwal 87, waar ook andere officiële bijeenkomsten van de VU plaatsvonden. Anema sloot af met de uitroep waarmee ook de rectorale redes op de Dies werden afgesloten: ‘Vivat, crescat, floreat Academia Libera Nostra’. Een nieuwe traditie was geboren.
Deze gewoonte – de rector die de ‘lotgevallen’ van het voorbije jaar memoreert (en deze in een breder maatschappelijk perspectief geplaatst) en tegelijk de lessen opent, – bleef ook bestaan toen in 1965 het meerjarig rectoraat werd ingevoerd. In 1968 werd de bijeenkomst overigens verplaatst van de woensdag naar de maandag, zoals dat aan andere universiteiten al langer gangbaar was. Dit betekende dat VU en UvA minder makkelijk elkaars openingen konden bezoeken, wat tot dan toe gebruikelijk was. Enkele jaren later verschoof de bijeenkomst naar begin september.
Protesten
Inmiddels waren er echter grotere veranderingen op komst. De studentenprotesten en de roep om democratisch bestuur brachten rector W.F. de Gaay Fortman er in 1969 toe zijn rede te wijden aan de universitaire bestuursstructuur. Zijn stelling – democratie kan niet zonder gezag – viel niet in goede aarde bij enkele aanwezige radicale studenten, die probeerden zijn toespraak te verstoren. Het zou niet de laatste keer zijn dat de opening van het academisch jaar werd aangegrepen voor protest. Weliswaar werden de protestacties geen jaarlijks terugkerend fenomeen, maar er kan toch bijna van een traditie worden gesproken.
Op 3 september 1973 sprak rector I.A. Diepenhorst voor het laatst een ‘jaarrede’ met lotgevallen uit in een openbare vergadering van de senaat. Daarna ging de bestuursstructuur van de VU op de schop vanwege de invoering van de Wet Universitaire Bestuurshervorming (WUB). Hierdoor verdween de senaat en werden nieuwe bestuursorganen ingesteld: de democratisch gekozen universiteitsraad en het college van bestuur. De ‘opening der lessen’ vond vanaf nu plaats in een bijeenkomst van de universiteitsraad. In september 1974 sprak rector Diepenhorst in deze nieuwe setting over de grote veranderingen die plaatsvonden aan de universiteiten, zoals de massale toestroom van studenten, explosieve groei in de uitgaven, en de studentenprotesten. Diepenhorst sprak zijn rede, met de vermoedelijk geruststellend bedoelde titel ‘Geen reden tot paniek’, uit nadat de CvB-voorzitter K. van Nes eerst een bestuurlijke beschouwing had gegeven.
Gastsprekers en ministerknuppelen
Tot in de jaren tachtig vond de ‘opening der lessen’, zoals de bijeenkomst al die tijd bleef heetten, op deze manier plaats: de voorzitter gaf een ‘bestuursverslag’ en de rector ging in op onderwijskundige of onderzoeksgerelateerde zaken. Bij de opening in september 1985 trad voor het eerst een gastspreker op. De leden van het CvB zouden vanaf nu afwisselend de ‘bestuurlijke beschouwing’ voor hun rekening nemen. De bijeenkomsten werden in deze periode voorafgegaan door een kerkdienst, geleid door de universiteitspastor.
Begin jaren negentig, een periode van zware bezuinigingen en andere ingrijpende overheidsmaatregelen, gebruikten de universiteitsbestuurders hun toespraak nogal eens om kritiek te uiten op het kabinetsbeleid. Dit ‘ministerknuppelen’, zoals het spottend werd genoemd, werd in de eenentwintigste eeuw minder gangbaar. Naast vertegenwoordigers van het bedrijfsleven, zouden steeds vaker juist ministers worden uitgenodigd als gastspreker aan de verschillende universiteiten. Of dit jaar alles volgens planning verloopt, kan waarschijnlijk het best worden gevolgd via twitter: #oaj.
Bronnen
Archief van de Vrije Universiteit: archieftoegang
Jaarboeken / Jaarverslagen Vrije Universiteiten, 1880-1990
Ab Flipse is universiteitshistoricus van de Vrije Universiteit