De term Historikerstreit wordt doorgaans gereserveerd voor de strijd over de uniciteit van de Holocaust die in 1986 ontbrandde in de toenmalige Bondsrepubliek West-Duitsland. Maar ook aan de Vrije Universiteit heeft een heuse Historikerstreit gewoed en wel in 1998.

Door: Wim Berkelaar

De aanleiding was de volgende: in april 1998 verscheen het eerste deel van de biografie van de staatsman Hendrikus Colijn (1869-1944). Dit leven van krachtig handelen, zoals de mooie titel luidde, was geschreven door VU-historicus Herman Langeveld. De presentatie van zijn boek stond gepland op 16 april 1998, maar zijn uitgekiende uitgeverij Balans had ervoor gezorgd dat Langeveld in het actualiteitenprogramma Nova op televisie kon optreden. Daar herhaalde Langeveld in klare taal wat hij in zijn biografie had geschreven: Colijn zou zich als jong officier in het Nederlandse leger in Nederlands-Indië in 1894 schuldig hebben gemaakt aan oorlogsmisdaden door zijn troepen vrouwen en kinderen te laten executeren, zoals bleek uit brieven die hij zijn op Java achtergebleven vrouw schreef.

Het grote nieuws was niet dat Colijn, immers jarenlang assistent van ‘de slager van Atjeh’, J.B. van Heutzs, geen lieverdje in Indië moet zijn geweest. Nee, het echte nieuws was dat Langeveld de eerste was die dit onomwonden opschreef. Wie had Colijns misdaden dan verzwegen? Niet Jan Bank, de Amsterdamse historicus die in 1987 met zijn vakbroeder Chris Vos het boek Hendrikus Colijn. Antirevolutionair had gepubliceerd. Bank erkende weliswaar dat hij geen melding had gemaakt van de oorlogsmisdaden, maar hij kon als excuus aanvoeren dat hij de brieven van Colijn niet had gezien.

George Puchinger en Colijn
Dat lag anders bij George Puchinger, oprichter (in 1971) van het Historisch Documentatiecentrum voor het Nederlands Protestantisme, waaraan hij tot 1986 als directeur verbonden zou blijven. Puchinger had verscheidene boeken over Colijn gepubliceerd, niet alleen de driedelige parlementaire geschiedenis Colijn en het einde van de coalitie, maar ook het beknopte boek Colijn. Momenten uit zijn leven, een bundeling van artikelen die hij in 1960 schreef voor Trouw. Puchinger had het archief-Colijn bij het Historisch Documentatie weten onder te brengen en kende het door en door. Maar hij liet veel van wat onwelgevallig was voor de reputatie van Colijn (en andere mannenbroeders) weg uit zijn publicaties.

Het Historisch Documentatiecentrum had ten tijde van Puchinger niet of nauwelijks contact met de historici van de faculteit letteren, waartoe niet alleen Langeveld maar ook G.J. Schutte behoorde. Dat de verhoudingen tussen Puchinger en de VU-historici slecht waren, was een publiek geheim dat door Schutte op 15 april 1998 openbaar werd gemaakt in NRC Handelsblad. Een van de historici met wie Puchinger in onmin was geraakt, was de economisch historicus W.J. Wieringa. Wieringa was opponent geweest bij de promotie van Puchinger in 1969. Wieringa had jarenlang materiaal verzameld voor een biografie over Colijn, waaraan hij echter nooit toekwam. Hij was ontevreden over het eerste deel Colijn en het einde van de coalitie, waarop Puchinger zou promoveren. Toen het eerste deel van Langevelds Colijn-biografie in 1998 verscheen was Wieringa al vijf jaar dood. Langeveld droeg zijn eerste deel ‘in dankbare herinnering’ op aan de man wiens student-assistent hij eens was geweest – de tegenstelling tussen Langeveld en Puchinger was dus om meerdere redenen bijna onoverbrugbaar.

Kritiek
Puchinger reageerde niet zelf op de kritiek van Langeveld dat in zijn werk over Colijn een onmiskenbaar ‘apologetische en op sommige punten hagiografische toon’ doorklonk, zoals Langeveld het in de inleiding van zijn eerste deel formuleerde. Puchingers opvolger als directeur van het Historisch Documentatiecentrum reageerde wel. Jan de Bruijn had met Langeveld in 1994 nog een bundel over Colijn uitgebracht (Colijn. Bouwstenen voor een biografie), maar sprong nu in de bres voor zijn voorganger door bliksemsnel de beruchte brieven van Colijn, waarop Langeveld zijn oordeel over onder Colijns leiding begane wreedheden baseerde, uit het archief boven te halen en uit te geven onder de titel De slag om Tjaka Negara. De Bruijn betwistte in zijn inleiding tot die uitgave Langevelds scherpe oordeel.

Het was niet de enige kritiek die Langeveld ten deel viel. Jan Bank, de auteur van de eerdere Colijn-biografie, noemde Dit leven van krachtig handelen in NRC Handelsblad ‘een ethische biografie’ en bedoelde dat niet positief: Langevelds oordeel over Colijn zou veel te moralistisch zijn.

Langeveld reageerde niet direct op de kritiek. Dat deed wel zijn collega en vriend Chris Lorenz, als geschiedtheoreticus verbonden aan de VU. In het universiteitsblad Ad Valvas viel hij Bank en vooral De Bruijn frontaal aan. Lorenz was niet de enige. Ook journalist Jan Blokker kraakte De Bruijn en zijn snelle uitgave in de Volkskrant en schreef: ‘Te zeggen dat de directeur van het Historisch Documentatiecentrum voor het Nederlands Protestantisme op de bres is gaan staan voor geschiedverdoezeling, is misschien overdreven. Maar dat hij zich met z’n haastig gemaakte bundeltje wilde laten kennen als dienaar van de historische waarheid kun je ook moeilijk volhouden’.

De Bruijn kreeg echter bijval van zijn medewerker George Harinck, een leerling van George Puchinger. Op 9 mei 1998 publiceerde hij in het Nederlands Dagblad een aanval op Langevelds biografie, die hij ‘meer een aanklacht dan geschiedschrijving’ noemde.

De hoofdpersoon recht doen
Langeveld toonde zich niet verrast door de kritiek van de twee historici van het Historisch Documentatiecentrum, zo gaf hij in interviews te kennen. Hij reageerde pas laat op de kritiek, die hij ‘een losse flodder’ noemde en herhaalde nog eens hoe hagiografisch de gereformeerde geschiedschrijving over Colijn was. Dat De Bruijn ook waardering had geuit voor de biografie deed hij af als ‘lippendienst’. Op 4 juni 1998 schreef Langeveld in Ad Valvas: ‘Want hoe kan iemand zeggen dat de schrijver van een biografie op grond van antipathie een vertekend beeld van de gebiografeerde geeft, en tegelijk zeggen dat het een knap boek is, zoals De Bruijn doet? Nee, het is van tweeën een: of het is een knap boek, of de schrijver ervan heeft gefaald bij wat de eerste taak van de biograaf is: zijn hoofdpersoon recht doen’.

De Bruijn reageerde een week later laconiek: ‘Langeveld vindt dat ik zijn biografie geen “knap boek” mag noemen, omdat ik er tegelijk ook kritiek op heb. Volgens hem is het van tweeën een. Het een sluit het ander niet uit zou ik zeggen. Het grappige is nu juist dat Langevelds boek een boeiend en consistent beeld geeft van Colijn maar of daarmee recht wordt gedaan aan de figuur van Colijn? Ik zou er mijn hand niet voor in het vuur steken. Als ik mij voor één keer aan polemiek te buiten mag gaan: Als schelmenroman of moreel tractaat lijkt Langevelds boek mij bijzonder geslaagd, maar als psychologisch portret is het zo plat als een dubbeltje’.

Oude tegenstellingen
Gelet op de ongekend harde woorden die in 1998 vielen, zou je verwachten dat het niet meer goed gekomen is tussen de historici aan de VU. Toen ik in 1998 over de felle pennenstrijd berichtte in het Historisch Nieuwsblad (ik werkte toen op het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis), schreef ik tot slot: ‘Colijn heeft de oude tegenstellingen aan de VU nieuw leven ingeblazen en ze in volle openbaarheid gebracht’. Dat was ook zo, maar de tegenstellingen bleken toch overbrugbaar. Bij het verschijnen van het tweede deel van de Colijnbiografie (getiteld Schipper naast God) in 2004 bleef het namelijk stil aan de De Boelelaan, het was alsof de storm even snel was gaan liggen als die opgestoken was. En toen Langeveld een jaar later afscheid nam van de VU, schreven de VU-historici De Bruijn en Harinck zelfs bijdragen aan een vriendenboek voor Herman Langeveld, waarvan Harinck bovendien een van de redacteuren was.

Het was alsof met het overlijden van George Puchinger in 1999 een belangrijke angel uit het debat werd getrokken, hoe wrang dat ook klinkt. Langeveld had immers zijn pijlen gericht op de oprichter en eerste directeur van het Historisch Documentatiecentrum voor het Nederlands Protestantisme, terwijl De Bruijn en Harinck juist voor hem in bres waren gesprongen. Met de dood van Puchinger eindigde de korte maar heftige Historikerstreit aan de Vrije Universiteit dan ook, nu precies twintig jaar geleden.

Bronnen
Herman Langeveld, Dit leven van krachtig handelen. Hendrikus Colijn 1869-1944. Deel 1. 1869-1933 (Amsterdam 1998)
Herman Langeveld, Schipper naast God Hendrikus Colijn 1869-1944. Deel 2. 1933-1944 (Amsterdam 2004)
Wim Berkelaar, ‘Historikerstreit rond Colijn. Colijn blaast oude tegenstellingen nieuw leven in’, in: Historisch Nieuwsblad, jg. 7 (1998), nr. 3, p. 8-11.
Wouter Beekers, Wim Berkelaar en George Harinck (red.), Herman Langeveld. Historicus aan huis (Amsterdam 2005).

Wim Berkelaar is als historicus verbonden aan het Historisch Documentatiecentrum voor het Nederlands Protestantisme aan de Vrije Universiteit Amsterdam

Dit blog staat in het dossier 'Opleiding geschiedenis 1918-2018'


Deel dit artikel