U bent hier : Home / Blog / [Blog] A.H. Bredero: een professioneel dwarskijker
10 oktober 2018
Adriaan Hendrik Bredero (1921-2007) werd in 1976 benoemd tot hoogleraar geschiedenis der middeleeuwen als opvolger van Jan Roelink. Hij was toen ‘al’ vijfenvijftig en had dus nog ‘maar’ tien jaar voor de boeg als professor. Met een tomeloze energie heeft hij in die periode zijn vak en de vakgroep middeleeuwen op de kaart gezet. Hij was er trots op dat hij als ‘katholieke Utrechtse jongen’ aan de VU een benoeming had gekregen.
Door: Nico Lettinck
Tegen een misverstaan der middeleeuwen
Toen Bredero aan de VU begon had hij al een indrukwekkende wetenschappelijke carrière achter de rug. In 1960 was hij in Nijmegen gepromoveerd bij R.R.Post op een proefschrift over de bronnen die ten grondslag lagen aan de heiligverklaring van Bernardus van Clairvaux (1091-1153): Etudes sur la ‘Vita Prima’ de Saint Bernard. Een vernieuwende studie, volgens de recensent in het Tijdschrift voor Geschiedenis. In de jaren die volgden heeft Bernard hem nooit meer losgelaten. In talrijke lezingen en publicaties (in diverse talen) heeft hij geprobeerd een einde te maken aan de legendevorming rond de persoon van Bernard. Als een moderne Bollandist zag hij het als zijn taak om de in de loop der eeuwen opgebouwde beeldvorming rond deze heilige af te breken om zicht te krijgen op de echte Bernard. Het doorprikken van mythes en het opruimen van legendevorming is de rode draad in vrijwel al zijn publicaties.
In zijn inaugurele rede: Oratio pro domo. Tegen een misverstaan der middeleeuwen (26 mei 1976) is de ondertitel veelzeggend. Tegen elke prijs wilde hij zijn geliefde middeleeuwen beschermen tegen eigentijdse interpretaties die zijns inziens geen recht deden aan de historische werkelijkheid. Hij schuwde daarbij de polemiek niet. Nadrukkelijk zocht hij aansluiting bij de door de Annales-school gepropageerde mentaliteitsgeschiedenis. Toonaangevende Franse historici als Emmanuel Le Roy Ladurie, Jacques LeGoff en vooral de door hem gerespecteerde Georges Duby (1919-1996) vroegen aandacht voor de collectieve gevoelens en ideeën van gewone mensen uit het verleden. Als zijn eerste eigen promovendus werd ik een paar weken naar Parijs gestuurd om colleges bij Duby te volgen en om hem aan de tand te voelen over de concrete uitwerking van de ‘histoire des mentalités’. Enkele jaren later wist Bredero voor elkaar te krijgen dat Duby op 20 oktober 1980 een eredoctoraat aan de VU in ontvangst mocht nemen uit de handen van W.J. Wieringa, hoogleraar sociaaleconomische geschiedenis.
De mentaliteitsgeschiedenis heeft Bredero overigens nooit volledig omarmd, omdat hij daarin het gevaar zag dat men met eigentijdse voorstellingen het verleden ging beoordelen (en dus: ‘misverstaan’). In een openhartig interview met zijn medestudent George Puchinger uit 1945, verklaart hij in 1980: ‘…ik ben nu eenmaal een historicus die naar meer ziet dan het recente verleden en daarom professioneel dwarskijker ten aanzien van heetgebakerd engagement’.
De aggioramento die Bredero in gang zette werd zichtbaar doordat hij de wetenschappelijke staf en doctoraalstudenten op pad stuurde om deel te nemen aan internationale congressen. En er moest gepubliceerd worden! Dit adagium resulteerde onder andere in de samen met de vakgroep oude geschiedenis uitgegeven bundel Kerk en Vrede in Oudheid en Middeleeuwen (Kampen, 1980), waarin een algemeen maatschappelijk vraagstuk werd aangesneden. Onder zijn leiding kwam een tiental promoties tot stand.
Een gedreven schoolmeester
Bredero was naast zijn wetenschappelijke activiteiten een docent van het oude stempel die zijn kennis graag aan studenten overdroeg. Dat die studenten juist in die periode mondig waren geworden en hem regelmatig van een kritisch weerwoord voorzagen, accepteerde hij als een voldongen feit. Op bestuurlijk vlak bewoog hij zich wat onhandig, wat hij compenseerde met zijn forse postuur, waarmee hij in de omgang met anderen overwicht afdwong.
Hij beleefde veel plezier aan het door hem nieuw ingevoerde vak ‘Schriftcultuur’, dat in plaats kwam van het puur ambachtelijke onderdeel ‘paleografie’. Men moest uiteraard leren middeleeuwse handschriften te ontcijferen, maar daarnaast moest volgens hem ook de culturele context van de manuscripten bestudeerd worden. De meeste van zijn doctoraal-werkcolleges werden later in een wetenschappelijk artikel verwerkt, zoals zijn artikel over Hendrik van Lausanne, een hervormer die ketter werd (bundel Christenheid en Christendom in de Middeleeuwen, 214-228). Hij nam het daarin op voor de persoon Hendrik, die ‘te veel schuil blijft gaan achter het stereotiepe beeld van de ketter’.
Dat het onderwijs hem ter harte ging was al gebleken uit stelling 16 van zijn proefschrift: ‘Het type leraar, dat niet (meer) voldoende in staat is vanuit een wetenschappelijk gevormde denkmethodiek de meer algemene aspecten van het door hem te doceren vak te bestuderen, vormt een ernstige bedreiging voor een evenwichtige geestesontwikkeling van de begaafde leerling(…)’. Toen hij in 1986, vanwege het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd, enigszins tegen zijn zin afscheid moest nemen van de VU, koos hij een van de meest markante persoonlijkheden uit de middeleeuwen als onderwerp van zijn rede: Magister Peter Abelard (1079-1141). Met als ondertitel: De rampspoed van een gedreven schoolmeester.
De rampspoed is Bredero tijdens zijn professoraat bespaard gebleven, maar in de kritische geest van de gedreven schoolmeester Abelard zal hij veel van zichzelf herkend hebben.
Nico Lettinck (1951) studeerde van 1970-1975 geschiedenis aan de VU. In 1983 promoveerde hij bij Bredero op een proefschrift over de geschiedbeschouwing in de middeleeuwen. Van 1981 tot 2014 was hij docent geschiedenis aan de Lerarenopleiding van de Christelijke Hogeschool Windesheim.
Bronnen
A.H. Bredero, Oratio pro domo: tegen een misverstaan der middeleeuwen. Inaugurele rede VU 26-05-1976.
Idem, Christenheid en christendom in de middeleeuwen. Over de verhouding van godsdienst, kerk en samenleving (Kampen/Kapellen:1986)
Idem, Magister Peter Abelard (1079-1141). De rampspoed van een gedreven schoolmeester. Afscheidscollege 16-10-1986.
G. Puchinger, Gesprekken over honderd jaar Vrije Universiteit (Delft:1980) 284-301.
Johan Snel, Herman Oevermans, ‘Meneer, u haalt te veel kalk van de muren. In gesprek met mediëvist prof. dr. A.H. Bredero’, in: Wapenveld. Over geloof en cultuur 51(2001)16-22.
Dit blog staat in het dossier 'Opleiding geschiedenis 1918-2018'