Een jaar na de bevrijding, juni 1946, verscheen onder de titel De Vrije Universiteit in oorlogstijd een boekje met daarin de redevoeringen die tijdens de oorlog en het jaar erna gehouden waren door verschillende VU-hoogleraren. De publicatie was bedoeld, zo lezen we in de inleiding ‘tot voorlichting van ons volk en om voor het nageslacht de herinnering aan de ervaringen van onze Stichting te bewaren’. Nu, vijfenzeventig jaar na de bevrijding, maken we deze publicatie digitaal beschikbaar.

OmslagVUinOorlogstijd-c.jpgDownload De Vrije Universiteit in oorlogstijd (pdf).

Door: Ab Flipse, universiteitshistoricus VU

In de redevoeringen is te lezen hoe de universiteit in de bezettingstijd haar houding bepaalde tegenover voortdurend nieuwe maatregelen, intimidaties, razzia’s en plunderingen, tot ze uiteindelijk in het voorjaar van 1943 de deuren sloot. Ook lezen we hoe er na de oorlog werd terugblikt en nagedacht over de toekomst.

Bezettingstijd
De Duitse bezetter probeerde steeds meer greep te krijgen op de universiteiten in Nederland en hoewel de VU, als vrije universiteit, niet rechtstreeks onder de overheid viel, werd ook zij onderworpen aan allerlei maatregelen. In de eerste maanden na de Duitse inval kon ze zich nog afwachtend opstellen en werden de colleges hervat, maar al snel werd duidelijk dat een principiële keuze onvermijdelijk was.

Waar een enkele VU-hoogleraar een weifelende houding had, of zelfs pleitte voor onderwerping aan het Duitse gezag, volgde iemand als de jurist Victor Rutgers, rector magnificus tijdens de eerste twee bezettingsjaren, een duidelijke lijn van verzet. Op principiële en juridische gronden veroordeelde hij de bezetting en waarschuwde voor het verwoestende karakter van de nazi-ideologie die, zoals hij het in augustus 1940 noemde, de ‘geestelijke vrijheid’ bedreigde. Rutgers werd actief in het gereformeerde verzet, gaf leiding aan de ondergrondse ARP en schreef in het illegale blad Trouw. Begin april 1944 zou hij, na een poging om per schip Engeland te bereiken, worden opgepakt en gevangengezet. Op 5 februari 1945 overleed hij in Duitse gevangenschap.

Velen in de universitaire gemeenschap putten inspiratie uit hun christelijk geloof en de beginselen van de universiteit. De universiteit had vanaf haar stichting principieel vastgehouden aan haar vrijheid ten opzichte van de overheid en dat ook in haar naam tot uitdrukking gebracht. Zij kon zich nu in haar verzet tegen allerlei maatregelen ook beroepen op haar bijzondere karakter. In tijden van oorlog en bezetting kreeg deze vrijheid bovendien een bijzondere nieuwe lading.

Sluiting van de universiteit
In de loop van de oorlog nam de repressie toe. In het voorjaar van 1943 werden studenten opgeroepen voor de 'Arbeitseinsatz' in Duitsland en verplicht om een zogenaamde loyaliteitsverklaring te tekenen. De VU-leiding besloot nu de universiteit te sluiten. Ondergronds ging het werk wel door. Studenten deden tentamen bij hoogleraren thuis, of schriftelijk.

Ondertussen groeiden verschillende VU-gebouwen uit tot haarden van verzet of plaatsen van onderduik. Onder leiding van chemicus Jan Coops werd in het VU-laboratorium aan de De Lairessestraat gewerkt aan het vervalsen van persoonsbewijzen; in de Valeriuskliniek van Lammert van der Horst werden joodse onderduikers verborgen, en de pedagoog Jan Waterink bood in zijn instituut ruimte aan joodse kinderen en wist tal van verzetsstrijders vrij te krijgen. Coops moest uiteindelijk zelf onderduiken, maar zou worden gearresteerd en gevangengezet. In april 1945 werd hij, in zeer slechte gezondheid, door de Amerikanen bevrijd uit de beruchte strafgevangenis Remscheid-Lütteringhausen in Duitsland. Kort na de bevrijding keerde hij in Nederland terug.

In de zomer van 1943 was de hoogleraar rechtswetenschap Jacob Oranje gekozen tot rector magnificus. Ook hij volgde een principiële lijn en schuwde risico’s niet. Zo maakte hij in februari 1944 een reis door Duitsland om studenten die daar te werk waren gesteld te bemoedigen en hen aan te sporen te vluchten of sabotage te plegen. Na terugkeer in Nederland stelde hij samen met andere rectoren een protestbrief op om de erbarmelijke omstandigheden van de studenten in Duitsland onder de aandacht te brengen.

Bevrijding
Op 5 mei 1945, de dag van de Duitse capitulatie, opende de Vrije Universiteit voorzichtig haar deuren weer. Helemaal veilig was het nog niet in Amsterdam. In De Vrije Universiteit in oorlogstijd lezen we hoe bij een open raam van het VU-laboratorium, zich een mensenmenigte verzamelde om naar de daar opgestelde radio te luisteren:

‘Dit stak de Duitschers zoo, dat zij om 11 uur het radiotoestel en een assistent meevoerden. Gelukkig waren beiden nog juist op tijd terug om de rede van den Minister-President aan een talrijk publiek te doen hooren, zij het dan ook veiligheidshalve niet op straat maar in de collegezaal. Deze uitzendingen bleken zoo gewaardeerd te worden, dat besloten werd ze voort te zetten. Gedurende 14 dagen na de bevrijding werden dan ook de uitzendingen van Radio Oranje en Herrijzend Nederland voor twee geheel gevulde collegezalen ten gehoore gebracht.’

Al snel werd geprobeerd het gewone academische leven weer op te pakken, maar ook werd teruggeblikt op de periode van oorlog en bezetting. Zo sprak de hoogleraar wiskunde Jurjen Koksma op 20 juni bij de hervatting van de lessen van de bètafaculteit over de wederwaardigen van het laboratorium waar allerlei verzetsactiviteiten hadden plaatsgevonden, maar dat ook zwaar gehavend was en veel dure apparatuur moest missen.

Toekomst
In zijn rede bij de ‘opening der lessen’, op 25 juni blikte rector Oranje terug, herdacht de overledenen, en sprak ook over de toekomst:

‘Wij krijgen als Vrije Universiteit en nieuwe kans. Wij zijn niet vernietigd, zooals zoveel helaas wel in ons Vaderland. Wij hebben ons te bezinnen op de vraag, of onze Universiteit op dezelfde wijze als vóór den oorlog moet doorwerken. (...) Zijn wij gelouterd uit den strijd tevoorschijn gekomen?’

In september 1945 droeg Oranje het rectoraat over aan Coops, die nog maar kort daarvoor was teruggekeerd uit zijn gevangenschap, en als geen ander symbool stond voor de principiële keuzes die velen uit de VU-gemeenschap hadden gemaakt. Kort hierna werd Oranje ernstig ziek en op 6 april 1946, op de leeftijd van 47 jaar, kwam hij te overlijden.

Bij de overdracht van het rectoraat, september 1945, had Oranje nog uitgebreid over de oorlog gesproken en gereflecteerd op de houding van de universiteit. De Vrije Universiteit hoefde zich niet te schamen, maar er waren wel fouten gemaakt. Soms was er te lang geaarzeld; ook was er soms onvoldoende samengewerkt tussen de Nederlandse universiteiten. Voor de toekomst moesten de universiteiten zich dan ook realiseren: ‘Tegen onrecht van een overweldiger bestaat maar één middel: nooit toegeven doch aaneensluiten.’

Download De Vrije Universiteit in oorlogstijd (1946) (pdf)

(met dank aan Bert Brouwenstijn voor zijn hulp bij digitalisering).

Meer over de Vrije Universiteit en de Tweede Wereldoorlog

  • Historicus Gjalt Zondergeld schreef het boek Geen duimbreed?! De Vrije Universiteit tijdens de Duitse bezetting (2002). Ook dit boek is online te raadplegen.

  • Na de oorlog werd een monument gerealiseerd met daarop de namen van alle oorlogsslachtoffers. Over dit monument verscheen het boek Een oorlogsplaquette ontrafeld. Het herdenkingsmonument 1940-1945 van de Vrije Universiteit Amsterdam (2020) onder redactie van George Harinck. Bekijk hierover ook het Digitaal Monument 1940-1945


Deel dit artikel