4 november 2020
In de archiefcollectie van de VU bevinden zich verschillende collegedictaten van studenten. De handgeschreven dictaten zijn vaak een letterlijk verslag van de colleges; en ze laten dus iets zien van het onderwijs in vroeger tijden.
Click here for the English text
Door Ab Flipse
Lange tijd was theologie de grootste faculteit van de VU, met rechtsgeleerdheid als goede tweede. De derde faculteit die al vanaf de stichting bestond, de Faculteit Letteren & Wijsbegeerte, verzorgde vooral vakken voor de algemene propedeuse en colleges die van pas kwamen voor de theologen. In de eerste decennia was de belangrijkste figuur in deze faculteit de classicus Jan Woltjer. Abraham Kuyper, behalve hoogleraar bij Theologie ook bij Letteren, verzorgde in de eerste decennia de colleges Nederlandse letterkunde, die ook onderdeel waren van de algemene letterenpropedeuse. Uit de bewaarde dictaten wordt duidelijk dat Kuyper een veelheid aan onderwerpen behandelde en goed op de hoogte was van recente ontwikkelingen colleges (zie voor enkele gedigitaliseerde exemplaren hier).
1918: de nieuwe studies Geschiedenis en Nederlands
In 1918 werd gestart met twee nieuwe studies – Geschiedenis en Nederlands – waarvoor als beroepsperspectief vooral het leraarschap werd gezien. Vanaf toen groeide ook de letterenfaculteit gestaag. Voor geschiedenis werden in 1918 twee hoogleraren benoemd – Aart Arnout van Schelven en Adriaan Goslinga. Hun taken waren chronologisch verdeeld: Van Schelven richtte zich op de geschiedenis tot 1648 (de vrede van Münster) en Goslinga op de periode daarna. Nederlands begon met de benoeming van een lector Jacob Wille, tot dan leraar aan het Christelijk Gymnasium in Den Haag. Wille stortte zich eerst op zijn promotieonderzoek en werd na zijn promotie in 1924 tot hoogleraar benoemd, met als leeropdracht ‘Nederlandse taal- en letterkunde, algemene taalwetenschap en Oud-Germaans’. Lange tijd zou Wille helemaal alleen de opleiding verzorgen – zelf sprak hij gekscherend over de ’eenhoofdige opleiding’ . Alleen het Middelnederlands werd door de historicus Goslinga verzorgd. Wille doceerde over literatuurgeschiedenis, tekstverklaring, literaire theorie, historische grammatica, semantiek, Gotisch, Oudnoors en algemene taalwetenschap.
Dictaat schrijven
‘Dictaten’ van colleges waren destijds meestal woordelijke verslagen van de door de hoogleraar op dicteersnelheid voorgedragen lesstof. Boeken werden weinig gebruikt, en het voorbereiden van een (altijd mondeling) tentamen begon dan ook met het reconstrueren van de stof vanuit je dictaat. De ene docent verzorgde dergelijke colleges natuurlijk wat boeiender dan de ander. Bij Abraham Kuyper, meeslepend redenaar, was het bijvoorbeeld allerminst saai. Student Taeke Ferwerda blikt later terug op Kuypers college ‘Aestethica’:
‘Wanneer dit college gegeven werd, was de zaal (...) te klein, en geen wonder! Was Kuypers taal altijd, ook wanneer hij improviseerde, wel verzorgd en van een weelderingen rijkdom, hier vooral was het woord in overeenstemming met de zoo hooge eischen stellende stof. Meermalen kwam dan de lust op, de pen neer te leggen om alleen maar te luisteren en te genieten. Het was ook zulk een kwellend contrast: een hartverheffend betoog te moeten vastleggen in den stumperigen vorm van een haastig dictaat. Daar trilde iets in ons wanneer Kuypers welsprekendheid ons nader bracht tot de ziel van bouw- en beeldhouwkunst, van muziek en poëzie.’ (T. Ferwerda,‘Kuyper als hoogleraar’ 1937)
Jacob Wille lijkt op een wat traditionelere manier, voorlezend uit zijn eigen aantekeningen, college te hebben gegeven. Creativiteit van de studenten werd vooral gevraagd bij de scriptie. Wille overhandigde aan de examinandus een briefje met een onderwerp, bijvoorbeeld ‘de taalkundige opvattingen van Willem Bilderdijk’, waarover in veertien dagen een artikel moest worden geschreven.
Series Lectionum
Aan het begin van het jaar ontvingen studenten de Series Lectionum, een in het Latijn gesteld collegerooster, waarop alle colleges van de hele universiteit van dat jaar waren vermeld. Op de Series Lectionum van 1920-21 (hiernaast afbeeld) is te zien dat het de letterenfaculteit al behoorlijk groot gegroeid was. Veel vakken werden dus ook gevolgd door studenten van de andere faculteiten. Deze series werden naar mate de universiteit groeide steeds omvangrijker.
Na de oorlog zou de groei van de studie Nederlands inzetten, met vooral in de jaren zeventig bijna honderd nieuwe studenten per jaar. Ook de Faculteit Letteren als geheel groeide en er ontstonden een groot aantal nieuwe studierichtingen. Vandaag de dag biedt de Faculteit der Geesteswetenschappen, de huidige naam van de faculteit, een breed scala aan bachelor en masteropleiding. Het ‘dictaatcollege’ is sinds de jaren zestig definitief geschiedenis, en vervangen door een veelheid aan activerende werkvormen.
In de collectie HDC | Protestants Erfgoed bevindt zich het archief van Jacob Wille.
Ab Flipse is universiteitshistoricus van de Vrije Universiteit
Voor de hele online expositie kijk hier: VU-voorwerpen en hun verhalen | 140 jaar Vrije Universiteit Amsterdam