1 maart 2021
Wereldwijd kregen universiteiten in de jaren zeventig te maken met een mondige en activistische studentengeneratie. Zo werd aan de VU in 1972 het hoofdgebouw langdurig bezet door studenten die meer democratie eisten en die kritiek hadden op manier waarop de christelijke doelstelling van de universiteit functioneerde. De film die hierover gemaakt werd, is opgenomen in VU Erfgoed & Collecties en geeft een beeld van deze bezetting en de tijdgeest. In februari 2022 zal het vijftigste jubileum van deze bezetting worden gevierd met een evenement voor activisten van toen en nu. Oud-bezetter Jochum de Graaf blikt terug.
Dinsdag 22 februari 1972 bezetten enkele honderden studenten de bestuursvleugel van het dan nog niet afgebouwde Hoofdgebouw. Het is een protest tegen de kandidaatstelling voor de universiteitsraad waar de studenten ondervertegenwoordigd zouden zijn en waarbij van ieder lid verlangt werd dat hij of zij de doelstelling van de VU zou onderschrijven. De bezetting betekende een enorme boost voor de progressieve studentenbeweging en kon ook op steun rekenen van andere geledingen, stafleden en Tas medewerkers (technisch administratief personeel). Ik herinner me dat de eerste avond koffiejuffrouwen meehielpen met het opscheppen van maaltijden en dat mensen van de Technische Dienst de ordedienst, waar ik deel vanuit maakte, hielpen met wachtlopen. Na ruim vier dagen vergaderen, overleggen, onderhandelen, de dreiging van politie-ingrijpen en een compromis met het uitstellen van de termijn van kandidaatstelling werd op zaterdag 26 februari de bezetting opgeheven. Democratisering en discussie over de doelstelling stonden van toen af blijvend op de agenda.
Deze, zoals die later zou gaan heten 100-uren bezetting, markeert een omslagpunt in de ontwikkeling van de radicale studentenbeweging aan de VU. De actie werd opgezet vanuit de SRVU, de ‘politieke vakbond’ die kort tevoren overgenomen was door activisten vanuit de Rode Eenheden, marxistisch geschoolde studenten uit met name de sociale wetenschappen. Dat politieke vakbondsconcept, de koppeling van belangenbehartiging aan antikapitalistische strijd, was zomer 1971 door een aantal studentenraden uitgewerkt op initiatief van de ASVA, met op de achtergrond de CPN; de ideologische invloed van de februari 2018 overleden Albert Benschop en andere prominente bezettingsleiders als Ton Kee en Marius Ernsting op de Nederlandse studentenbeweging is altijd enigszins onderbelicht gebleven. Pim Fortuyn, die later zijn rol als zelfbenoemde voorzitter van de bezettingsraad nogal zou oppoetsen, noteerde in zijn Autobiografie van een babyboomer dat ze de ASVA met hun eeuwige Maagdenhuisbezetting nogal ‘een poepie hadden laten ruiken.’
Na deze bezetting volgde nog een fiks aantal andere acties, Peter L. Bak benoemt het in zijn geschiedenis ‘Gedonder in de sociale’: ‘De faculteit sociaal-culturele wetenschappen spande daarbij de revolutiekroon met dagenlange bezettingen, eindeloze raadsvergaderingen en bittere gevechten over benoemingen’. Maar het waren ook opwindende tijden, met Pharetra voerden en wonnen we een kort geding tegen het College van Bestuur dat weigerde een adressenbestand voor ons jubileumnummer ter beschikking te stellen omdat we een voorpublicatie van Jan Wolkers’ De Walgvogel hadden gepubliceerd.
Na verloop van tijd kreeg de radicale studentenbeweging meer en meer moeite met de spagaat tussen het bewandelen van de parlementaire weg en het voeren van de antikapitalistische strijd. Later is wel toegegeven dat de SRVU veel te lang met vergeefse strijd tegen de 1000 gulden collegegeld is doorgegaan. De studentenbeweging aan de VU kwam meer en meer in het vaarwater van de CPN, verschillende 100-urenbezetters vervulde functies in de partij. Elli Izeboud, voorvrouw van de ‘ontspanningsploeg’ die tijdens de bezettingen met creatieve strijdliederen het revolutionaire elan op peil hield, zou later de laatste voorzitter van de CPN worden.
De aanwezigheid van revolutionaire studenten aan de antirevolutionaire universiteit zorgde voor nieuwe botsingen en conflicten over met name de doelstelling van de VU. Door menig VU-bestuurder werden de opstandige studenten gezien als verdwaalde schapen die uiteindelijk altijd weer welkom waren bij de kudde, iets wat zeker gold voor de uit een gerenommeerd VU-geslacht afkomstige SRVU-bestuurde en CPN-lid Victor Rutgers. Maar er was ook de felle reactie van iemand als rector magnificus I.A. Diepenhorst die zich keerde tegen het gelijktijdig lidmaatschap van zowel de Universiteitsraad als van de CPN: ‘de vereniging tot bescherming van dieren vraagt ook geen kattenmepper als secretaris’.
Terugkijkend op die jaren herinneren de activisten van begin jaren zeventig zich vooral dat ze de eerste scheuren in het bastion van de in hun ogen hypocriete, gesloten bestuursstructuur aan de VU wisten te bewerkstelligen.
Bekijk de film Bezet over de 100-uren bezetting (geen beeld? probeer een andere browser).
Jochum de Graaf studeerde van 1970 – 1978 sociologie aan de VU. Tot zijn pensionering in 2018 was hij projectleider bij achtereenvolgens de Stichting Burgerschapskunde, het Instituut voor Publiek en Politiek en ProDemos Huis voor democratie en rechtsstaat, waar hij vanaf het begin, 1989, verantwoordelijk was voor de StemWijzer. Bij de 100-urenbezetting was hij lid van de ordedienst en werd niet lang daarna redacteur van studentenblad Pharetra.
Kijk voor alle verhalen in deze expositie op: VU-voorwerpen en hun verhalen | 140 jaar Vrije Universiteit Amsterdam