U bent hier : Home / Personen / Gaay Fortman, W.F. de
Geboren: 8 mei 1911
Overleden: 29 maart 1997
Van 1947 tot 1973 hoogleraar privaatrecht en arbeidsrecht. In 1962-63 en van 1965 tot 1972 was hij rector magnificus.
Beschikbare downloads:
De Gaay Fortman, Willhem
[Lemma geschreven voor de serie Markante Protestanten]
Nog geen jaar oud maakte Wilhelm (‘Willy’) de Gaay Fortman al een wereldreis. In februari 1912 ging hij met zijn vader en moeder aan boord van een stoomschip dat het gezin naar Curaçao bracht waar zijn vader tot raadsheer was benoemd. Drie jaar later keerde het gezin terug en vestigde zich in Dordrecht waar Willy de Prinses Julianaschool bezocht, gevolgd door het – openbare – stedelijk gymnasium. In deze jaren had Willy een sterke band met zijn grootvader, de sociaal invoelende predikant N.A. de Gaay Fortman die zijn kleinzoon meenam op huisbezoek in verpauperde arbeiderswijken. In 1925 verhuisde het gezin, inmiddels uitgebreid met twee dochters, naar Amsterdam waar Fortman senior tot rechter was benoemd. Willy ging er naar het gereformeerd gymnasium en schreef er zich in 1929 als rechtenstudent aan de Vrije Universiteit in.
Activiteiten in het studentencorps, waarvan hij rector werd, stonden een voorspoedig studieverloop niet in de weg. In 1933 behaalde ‘Gaius’, zoals hij zich door intimi liet noemen, zijn doctoraal. Aansluitend wijdde hij zich onder leiding van VU-hoogleraar Gerbrandy aan een proefschrift over de positie van de onderneming in het arbeidsrecht. Promotie vond drie jaar later plaats.
Inmiddels was Fortman werkzaam geworden op het Landbouwcrisisbureau dat onder het departement van Economische Zaken ressorteerde. In 1938 werd hij hoofdcommies op het departement van Sociale Zaken. Fortman, in wiens individualistische en ongeduldige trekken zijn vader was te herkennen, beleefde er weinig gelukkige jaren. Zijn ambitie hoogleraar te worden groeide navenant. Hij moest er echter tot na de oorlog, waarin hij voor het verzetsblad Vrij Nederland schreef, op wachten. In 1947 werd Fortman hoogleraar privaat- en arbeidsrecht aan de Vrije Universiteit. Een jaar later werd hij rector van de kaderschool van het CNV, in welke hoedanigheid hij vele vakbondsbestuurders zou vormen.
Het rectoraat was een van Fortmans vele nevenfuncties, waaronder ook het voorzitterschap van het Prins Bernhardfonds en het Kroonlidmaatschap van de SER. De baaierd van functies maakte Fortman tot een invloedrijke en gezaghebbende figuur, wat politiek Den Haag niet ontging. Door zijn sociaal vooruitstrevende profiel werd hij echter vooral buiten de eigen, antirevolutionaire kring als ministeriabel aangemerkt. Tijdens de kabinetsformaties van 1951 en 1952 werd Fortman voor verschillende posten benaderd, maar hij legde zich met pijn in het hart neer bij het veto van de behoudende ARP-leider Jan Schouten. In de zomer van 1956 trad Fortman als kabinetsformateur op, maar hij faalde jammerlijk. Ruim vier jaar later nam hij, inmiddels lid van de Eerste Kamer, revanche en lijmde hij op kundige wijze de breuk in het confessioneel-liberale kabinet-De Quay.
In 1962 werd De Gaay Fortman rector-magnificus van de Vrije Universiteit, een functie die hem op het lijf bleek te zijn geschreven. Toen het éénjarige ‘toerbeurtrectoraat’ in 1965 werd omgezet in een meerjarige functie was Fortman de eerst aangewezen kandidaat. Het rectoraat schonk hem veel voldoening, al vielen de studentenprotesten die ook de VU in de greep kregen hem zwaar. In de strijd om democratisering van de universiteit miste hij redelijkheid en respect.
Het langverbeide ministerschap viel Fortman uiteindelijk in 1973 ten deel. Tot woede van de ARP-leiding, demissionair premier Biesheuvel voorop, trad hij samen met partijgenoot Jaap Boersma tot het linkse kabinet-Den Uyl toe. Niet op de voor de hand liggende departement van Justitie of Sociale Zaken, maar op Binnenlandse Zaken. Fortman werd er geconfronteerd met twee al jaren bestaande hoofdpijndossiers: de hervorming van het binnenlands bestuur en de grondwetsherziening. Pogingen ze af te ronden smoorden in oeverloze politieke, ambtelijke en bestuurlijke discussies die veel van Fortmans geduld vroegen. Als minister belast met de coördinatie van aangelegenheden betreffende de overzeese gebiedsdelen kreeg hij te maken met de dekolonisatie van Suriname.
Nadat hij een post in het confessioneel-liberale kabinet-Van Agt/Wiegel had geweigerd, keerde Fortman in 1978 terug naar de VU. Een jaar later ging hij met emeritaat. In 1981 stond Fortman voor het laatst in de politieke schijnwerpers toen hij het onzalige kabinet-Van Agt/Den Uyl formeerde dat na acht maanden zou bezwijken. Tot kort voor zijn dood bleef hij invloedrijk, zowel in politiek-maatschappelijke als kerkelijke aangelegenheden. Teleurstelling over de rechtse koers van het CDA bracht Fortman er in 1994 toe op het GPV te stemmen. Gerrit Schutte achtte hij een betere hoeder over de christelijk-sociale traditie dan CDA-leider Elco Brinkman.
Auteur: Peter Bak, voor Protestant.nl, 29 november 2008