U bent hier : Home / Personen / Schouten, J.
Geboren: 12 augustus 1883
Overleden: 9 september 1963
Directeur 1928-1951
Schouten, Jan
[Lemma geschreven voor de serie Markante Protestanten]
Jan Schouten werd geboren in Maassluis, de Zuid-Hollandse havenplaats waar ook Abraham Kuyper, illuster voorganger als antirevolutionair leider, het eerste levenslicht had gezien. Schouten groeide op in een gezin van elf kinderen waarvan de vader de kost verdiende als haringvisser. Na de lagere school te hebben doorlopen werkte hij eerst als schippersknecht op de kotter van zijn vader, later als bloemistarbeider in de kwekerij van een oom.
In de avonduren werkte Schouten aan zijn maatschappelijke ontwikkeling. Hij was actief in de Maassluisse gereformeerde jongelingsvereniging en woonde al op jeugdige leeftijd vergaderingen van de plaatselijke antirevolutionaire kiesvereniging bij. In de resterende vrije tijd volgde hij cursussen boekhouden die hij in 1907 bekroonde met het behalen van de middelbare akte. Het diploma baande de weg naar de Rotterdamse Boazbank waar Schouten in 1917, 34 jaar oud, de directeurszetel ging bezetten.
Politiek verliep zijn carrière ook voorspoedig. In 1916 werd Schouten namens de ARP tot lid van de Rotterdamse gemeenteraad gekozen, een jaar later trad hij toe tot de Zuid-Hollandse Provinciale Staten, in 1918 werd hij Tweede-Kamerlid. In 1925 werd Schouten wethouder van Rotterdam, belast met de portefeuille financiën en bedrijven. Die moest hij twee jaar later alweer inleveren, na een conflict over zijn voorstel het pensioen van het gemeentepersoneel te korten.
Intussen won Schouten in de Tweede Kamer snel aan gezag en invloed. Toen de nummers een en twee van de ARP, Colijn en J.A. de Wilde, in 1933 tot het door eerstgenoemde geformeerde crisiskabinet op brede basis toetraden, werd Schouten de nieuwe fractievoorzitter. Dat hij uit ander, principiëler hout was gesneden dan leider Colijn bleek vier jaar later, nadat de partij bij de kamerverkiezingen glorieus had gezegevierd. Colijn stuurde op voortzetting van de brede regeringssamenwerking met de liberalen aan. Schouten wenste echter het herstel van de aloude Coalitie: een zuiver confessioneel kabinet, van ARP, RKSP en CHU. Omdat de katholieken ook van de brede basis af wilden kreeg Schouten zijn zin.
Zijn verschil van inborst met Colijn manifesteerde zich drie jaar later, na de Duitse inval, eens te meer. De brochure Op de grens van twee werelden, waarin de gewezen premier de Duitse suprematie op het Europese vasteland erkende, was Schouten een gruwel. Ook Colijns beslissing de uitgave van De Standaard voort te zetten, nadat de bezetter het antirevolutionaire dagblad een toezichthoudende redacteur had opgedrongen, keurde Schouten af. Door zijn standvastigheid verwierf hij groot prestige onder een generatie jonge antirevolutionairen voor wie Colijn de verpersoonlijking was van een verstarde en zelfvoldane partijelite.
Nadat de Duitsers de ARP in 1941 hadden verboden en Colijn hadden geïnterneerd, nam Schouten de opbouw van een ondergrondse partij ter hand. In juni 1942 werd hij echter gearresteerd en naar het concentratiekamp Amersfoort overgebracht. Het schrikte hem allerminst af. Nog dezelfde dag dat hij in december 1942 op vrije voeten werd gesteld, nam hij de leiding van de ondergrondse ARP weer op zich. Een maand later behoorde hij tot de oprichters van het verzetsblad Trouw.
In april 1943 werd Schouten opnieuw opgepakt. Hij kwam uiteindelijk in de steengroeve van het concentratiekamp Mauthausen terecht, een hel die hij wist te overleven. Teruggekeerd in bevrijd Nederland was hij de onbetwiste opvolger van Colijn die in september 1944 was overleden. Van alle naoorlogse vernieuwingsdrang hield Schouten zich verre. ‘Ik ben niet veranderd,’ was zijn credo. In eigen gelederen distantieerde hij zich van het door de Trouw-groep genomen initiatief tot een Christelijke Volkspartij, een progressieve fusiepartij van ARP en CHU.
Ten tijde van de Indonesische kwestie, die de Nederlandse politiek de eerste naoorlogse jaren domineerde, onderscheidde Schouten zich als oppositieleider met dogmatisch-juridische pleidooien voor het behoud van ‘ons Indië’. Na de soevereiniteitsoverdracht, eind 1949, beet hij zich vast in de strijd tegen de rooms-rode regeringscoalitie. Dat de ARP in 1952 met de sociaal-democraten en katholieken ging meeregeren, was een teken dat Schoutens leiderschap afbrokkelde. Het bleek de opmaat tot zijn aftocht, in 1955 als partijvoorzitter, een jaar later als kamerlid. Schouten verdween snel in de vergetelheid. Twee jaar lang, tot zijn vijfenzeventigste verjaardag in september 1958, was hij lid van de Raad van State. Zijn levensavond sleet hij in eenzaamheid op zijn Rotterdamse flatwoning. Schouten stierf in 1963.
Auteur: Peter Bak, voor Protestant.nl, 12 januari 2009