U bent hier : Home / Personen / Slings, S.R.
Geboren: 13 maart 1945
Overleden: 18 januari 2004
1972 wetenschappelijk medewerker Griekse taal- en letterkunde; 1989 bijzonder hoogleraar, met als speciale terreinen van onderzoek de Griekse taalkunde, literaire papyrologie en tekstkritiek; 1994 hoogleraar Griekse taal- en letterkunde
In memoriam Simon Roelof Slings (13 maart 1945 – 18 januari 2004)
Levensloop
Simon Roelof Slings werd op 13 maart 1945 te Beverwijk geboren als oudste zoon van boswachter Krijn Slings en gewezen onderwijzeres Lucasina Slings-Van Dijk.
Hij behaalde op 17-jarige leeftijd het diploma gymnasium-α aan het Gymnasium Felisenum te Velsen, waarna hij Klassieke Talen ging sturen aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. In 1970 legde hij cum laude het doctoraalexamen af met als hoofdvak Grieks en als bijvakken Latijn en Algemene Taalwetenschap.
Van 1968 tot 1973 is Slings als docent Klassieke Talen verbonden geweest aan het Zaanlands Lyceum te Zaandam. In maart 1972 werd hij in deeltijd benoemd tot wetenschappelijk medewerker Griekse taal- en letterkunde aan de Vrije Universiteit, waar prof. dr. G.J. de Vries inmiddels was opgevolgd door prof. dr. D.M. Schenkeveld. In 1973 werd hij voor de volle werktijd benoemd, en verliet hij het middelbaar onderwijs.
In 1989 werd hij benoemd tot bijzonder hoogleraar, met als speciale terreinen van onderzoek de Griekse taalkunde, literaire papyrologie en tekstkritiek. In 1994 werd hij als gewoon hoogleraar benoemd, een functie die hij tot zijn dood bekleed heeft.
In april 1973 stierf zijn vrouw aan galwegkanker, en bleef hij als 28-jarige weduwnaar achter met twee zoontjes. Deze tragische gebeurtenis heeft zijn leven getekend; hij is nooit hertrouwd.
In 1998 openbaarde zich bij Slings een prostaatkanker, een slopende ziekte die hem uiteindelijk fataal is geworden. In juli 2003 vertelden zijn artsen hem dat zij niets meer voor hem konden doen. Zijn laatste maanden waren zwaar. Hij overleed op zondagochtend 18 januari 2004.
Onderzoek
Slings heeft zich bewogen op vele terreinen van de studie van het Grieks. Zijn kracht was dat hij zich snel en grondig kon inwerken op een nieuw terrein, en dat hij de verschillende onderdelen van de filologie (paleografie, tekstkritiek, taalkundige en letterkundige interpretatie et cetera) tot een synthese wist te smeden.
Bij zijn aanstelling als wetenschappelijk medewerker werd afgesproken dat hij zich onder meer zou gaan richten op de Griekse taalkunde. Zijn aandacht ging aanvankelijk met name uit naar de historische taalkunde. Op het gebied van de syntaxis legde hij een grote belangstelling aan de dag voor het gebruik van partikels, waarmee het Grieks zo rijk bedeeld is. In de jaren '80 begon hij zich te interesseren voor de pragmatiek, een relatief jonge tak van taalwetenschap, die zich met name bezighoudt met de vraag hoe taal functioneert als middel tot communicatie. Zijn interesse ging hierbij vooral uit naar de relatie tussen mondeling en schriftelijk taalgebruik. Zijn inaugurele rede (1990) heeft als titel “De geboorte van een schrijftaal”.
De archaïsche Griekse lyriek is een tweede onderzoeksgebied waarmee Slings zich intensief heeft beziggehouden. Met betrekking tot deze dichters, ruwweg te dateren tussen 700 en 450, interesseerde hij zich zowel voor de tekstconstitutie, in het bijzonder van de op papyrus overgeleverde fragmenten, als voor de sociale context waarbinnen deze gedichten een rol speelden. Vooral zijn publicaties over Archilochus, Hipponax en Mimnermus hebben grote, blijvende invloed.
Plato is altijd Slings' grote liefde geweest. Op advies van prof. De Vries, en aangemoedigd door prof. dr. E. de Strycker, koos hij de Clitophon, waarover hij zijn scriptie had geschreven, tot onderwerp van zijn proefschrift. Dit proefschrift, cum laude verdedigd in mei 1981, draagt als titel A commentary on the Platonic Clitophon. Slings' dissertatie bevat ook een nieuwe tekst van de Clitophon; hiertoe maakte hij een studie van alle bewaard gebleven tekstgetuigen van dit werk.
Deze kennismaking met het filologische handwerk beviel hem zo goed dat hij besloot een nieuwe editie voor te bereiden van Plato's complete achtste tetralogie, die naast de Clitophon bestaat uit de Politeia, de Timaeus en de Critias, voor de vermaarde serie Oxford Classical Texts. Het verschijnen van de editie van de Politeia werd in mei 2003 feestelijk gevierd met een “Siemposium” aan de Vrije Universiteit, minder dan een jaar voor zijn overlijden. Slings gaf verslag van zijn opvattingen over de tekst van Plato’s Politeia in een tiental artikelen in het tijdschrift Mnemosyne; een bundeling van deze tien artikelen is in 2005 bij Brill verschenen.
Slings was niet alleen een actief en creatief onderzoeker; hij schreef ook een groot aantal recensies, vrijwel allemaal in Mnemosyne, waarvan hij redacteur was. In zijn lof kon hij uitbundig zijn, in zijn kritiek genadeloos.
Onderwijs
Slings hechtte veel belang aan het overdragen van kennis over de Griekse taal en literatuur. Hij was een gedreven docent, die generaties studenten op Spartaanse wijze de nodige kennis en inzichten bijbracht. Zoals hij hoge eisen stelde aan zichzelf, vergde hij ook het uiterste van zijn studenten. Complimenten werden tijdens colleges slechts bij uitzondering uitgedeeld; kritiek op gemaakte fouten was vaker te horen. Desondanks, of juist hierdoor, danken vele oud-studenten hun grondige kennis van het Grieks aan hem.
Ook zijn promovendi, onder wie ondergetekende, hebben veel aan hem te danken. Hij gaf ze grote vrijheid bij het uitstippelen van hun onderzoekstraject, las ingeleverd werk bijzonder zorgvuldig en spaarde ook daar de rode pen niet. Zijn kritiek was altijd fair en heeft sterk bijgedragen aan de kwaliteit van de door hem begeleide dissertaties.
Slings' hechte band met het middelbaar onderwijs is hierboven al aangestipt. Hij besefte als geen ander dat een breed gedragen gymnasiale opleiding een basisvoorwaarde is voor de wetenschappelijke beoefening van de klassieke filologie in Nederland. Zijn bijdragen bestonden in eerste instantie uit de publicatie van een groot aantal artikelen in Lampas, het tijdschrift voor Nederlandse classici. Hierin wist hij op heldere toon recente wetenschappelijke bevindingen toegankelijk te maken voor een breder publiek, zonder daarbij te trivialiseren. Verder heeft hij talloze lezingen verzorgd in het kader van de nascholing van docenten van het VWO. Ook is hij jarenlang bestuurslid geweest van de Vereniging van Classici in Nederland (VCN), waar hij als vertegenwoordiger van de sectie VO/WO het contact verzorgde tussen middelbaar en hoger onderwijs.
Gerard Boter