In 1905 wist Kuyper een wetsvoorstel door de Staten-Generaal te loodsen waardoor de titels en graden van de VU het zogenaamde civiel effect kregen. Maar dit ging niet zonder moeite. Na langdurige discussies in de Tweede Kamer, werd het voorstel van Kuyper door de confessionele meerderheid gesteund en aangenomen. Echter, in de Eerste Kamer, werd het wetsvoorstel aanvankelijk door een liberale meerderheid weggestemd. Kuyper besloot toen de Eerste Kamer te ontbinden. In een nieuwe samenstelling werd het voorstel nu ook in de Eerste Kamer aangenomen. Deze weinig elegante – maar niet ongrondwettelijke – kunstgreep van Kuyper kwam hem op veel kritiek te staan, maar de graden van de VU waren nu wel erkend, m.u.v. de graden van de Faculteit Godgeleerdheid: de VU wilde geen overheidsbemoeienis met de theologische faculteit. Deze erkenning was namelijk niet zonder voorwaarden. In de wet was expliciet gesteld dat de universiteit binnen vijfentwintig jaar, in 1930 dus, vier en binnen vijftig jaar vijf faculteiten diende te hebben, met aan elke faculteit tenminste drie gewone hoogleraren. Groei was dus noodzakelijk voor het voortbestaan. Het paste ook bij de idealen. Kuyper had reeds bij de opening van de universiteit over de vijf traditionele faculteiten van een volledige universiteit gesproken: Theologie, Rechten, Letteren, maar ook: Geneeskunde, en Wis- en Natuurkunde.

Deel deze pagina


Kabinet-Kuyper in vergadering