Kort na elkaar vonden er in 1926 twee benoemingen plaats die belangrijk zouden zijn voor de ontwikkeling van de filosofie aan de VU. Op 15 oktober aanvaardde H. Dooyeweerd het hoogleraarschap in de rechtenfaculteit; op 26 oktober D.H.Th. Vollenhoven in de faculteit Letteren & Wijsbegeerte. Dooyeweerd had rechten gestudeerd aan de VU, en was sinds 1922 directeur geweest van Dr. Abraham Kuyperstichting, het wetenschappelijk bureau van de ARP. Vollenhoven had theologie gestudeerd aan de VU en was predikant geweest. Hun wijsgerige ideeëncomplex, waarin ze voortbouwden op het gedachtengoed van Kuyper, kwam bekend te staan als ‘Calvinistische wijsbegeerte’, of ook wel – naar de titel van Dooyeweerd hoofdwerk – ‘Wijsbegeerte der Wetsidee’. Een belangrijke inzicht uit deze wijsbegeerte is dat wetenschap nooit neutraal is, maar uitgaat van bepaalde (religieuze) vooronderstellingen. Daarom is het mogelijk een verbinding tot stand te brengen tussen geloof en wetenschap. Ook werd een reductionistische visie op de wetenschap bekritiseerd en benadrukt dat vakwetenschappen nooit de hele werkelijkheid kunnen beschrijven, maar alleen aspecten daarvan. Deze filosofie was vernieuwend en brak met allerlei gereformeerde vanzelfsprekendheden, wat leidde tot spanningen tussen de filosofen en sommige andere VU-wetenschappers. Alle studenten van de VU volgden in de decennia die volgden colleges wijsbegeerte van Vollenhoven en Dooyeweerd of een van hun leerlingen en maakten op deze manier kennis met de Calvinistische wijsbegeerte.

Deel deze pagina


De Wijsbegeerte der Wetsidee (1935-36), van H. Dooyeweerd