Vanaf de stichting van de VU was haar identiteit bepaald door de statuten van de Vereniging. In artikel 2 van de statuten van de Vereniging was deze identiteit in 1879 als volgt vastgelegd: ‘De Vereniging staat voor alle onderwijs dat in haar scholen gegeven wordt, geheel en uitsluitend op den grondslag der gereformeerde beginselen.’ Er was weliswaar voortdurend discussie geweest over de betekenis hiervan, maar in de jaren zestig kreeg de discussie over identiteit van de VU een fundamenteler karakter. In december 1964 werd er een ‘grondslagcommissie’ ingsteld, bestaande uit twee directeuren, twee curatoren en elf hoogleraren, onder voorzitterschap van de curator dominee P.N. Kruyswijk. Dit resulteerde in een ruimer geformuleerde grondslag van de Vereniging en bredere doelstelling van de universiteit. Gezocht was naar een formulering die aansloot bij de bestaande, maar die tevens perspectieven opende om nieuwe wegen in te slaan. De nieuwe grondslag van de Vereniging, aangenomen door de ledenraad van de Vereniging in februari 1971, luidde: ‘De Vereniging staat voor alle arbeid, welke van haar uitgaat (met name voor het wetenschappelijk onderwijs en onderzoek dat aan de Vrije Universiteit plaatsvindt), op de grondslag van het Evangelie van Jezus Christus, dat naar de openbaring in de Heilige Schrift de mens in zijn gehele leven roept tot de dienst en verheerlijking van de ene God, Vader, Zoon en Heilige Geest, en daarin tot dienst aan de medemens.’ De universiteit kreeg in de nieuwe bestuurlijke verhoudingen een eigen ‘doelstelling’ die aansloot bij deze grondslag: ‘De Universiteit stelt zich ten doel, overeenkomstig de grondslag der Vereniging, al haar arbeid in gehoorzaamheid aan het Evangelie van Jezus Christus te richten op het dienen van God en Zijn wereld.’

Deel deze pagina